33e zondag door het jaar A - 2014

Zusters en broeders,

Zoals zo dikwijls vertelt Jezus een sterke parabel, en zoals altijd moeten we ons afvragen welke rol wij spelen in dat verhaal. Want dit verhaal gaat direct over de realiteit van elke dag. Dat blijkt alleen al uit de betekenisverandering van het woord ‘talent’. In Jezus’ tijd was het een geldsom, en zo bedoelt Hij het ook. Maar zijn parabel werd zo bekend en zo populair dat het woord een andere betekenis kreeg: vandaag betekent talent de bekwaamheid en de gaven die iemand heeft.

Jezus vertelt dus een verhaal over de werkelijkheid. Die rijke man in de parabel verwacht dat zijn dienaren goed met zijn talent, dus zijn geld zullen omgaan. Misschien denken we dat die heer een beeld is van de Heer onze God, die zo streng over ons zal oordelen. Maar ik denk dat die heer geen beeld is van onze algoede God, wel van de mens. Ik denk dat Jezus wil zeggen: Zo ziet de puur menselijke wereld eruit: rijken hebben alle macht, en anderen moeten luisteren en hard werken, zodat de rijken nog rijker en nog machtiger worden. Want zo is de heer in de parabel: hij maait wat hij niet gezaaid, en oogst wat hij niet geplant heeft. Zo is ook onze wereld. Profiteren van het werk van anderen, winst maken zonder iets te moeten doen: het is heel gewoon. Kinderen in Azië en Afrika moeten werken als slaven en slavinnen om ons goedkope kleren en ik weet niet hoeveel andere spotgoedkope dingen te bezorgen. We weten het allemaal, en we vinden het misschien heel normaal. Want wij zijn vaak zoals die heer: zijn dienaren moeten voor zijn geld en zijn goederen zorgen, terwijl hijzelf in het buitenland van het leven gaat genieten. Ze moeten er niet alleen voor zorgen, nee, ze moeten het goed doen opbrengen. Doen ze dat niet, dan worden ze beroofd van alles wat ze bezitten, en worden ze ontslagen zonder vergoeding en zonder toekomst.

Gaan wij niet dikwijls op dezelfde manier om met onze medemensen? Eisen ook wij niet dat iedereen zijn talenten, zijn bekwaamheden, goed gebruikt, zodat wij er zelf beter van worden? Ouders eisen van hun kinderen dat ze zich inzetten, zodat ze het ver zullen schoppen. Ze moeten zich dus niet altijd willen ontspannen, nee, ze moeten goede resultaten halen op school, en ook daarbuiten moeten ze keien zijn. Of het nu sport is of spel, ze moeten de beste zijn, of toch ten minste bij de besten horen. Ook leerkrachten verwachten veel van hun leerlingen, net als ouders veel van leerkrachten verwachten. Ondernemers willen inzet van arbeiders en bedienden, en wie promotie wil, moet daar een stevige inzet en nog meer flexibiliteit voor over hebben. Op hun beurt eisen werknemers veel van hun werkgevers, en misschien nog meer van de regering. Dat was meer dan duidelijk in de massale betoging van vorige week. Die wederzijdse eisen vinden we op elk domein, of het nu gaat om een onderneming, een winkel, een reisbureau, een vereniging en noem maar op: het moet goed zijn, of we zijn ontevreden en vaak ook keihard in ons oordeel. Is het dan te verwonderen dat zoveel mensen er onderdoor gaan, dat zoveel kinderen depressief zijn, dat zoveel mensen een eind maken aan hun leven?

Zusters en broeders, heel makkelijk staan we klaar met kritiek op mensen die volgens ons hun talenten niet genoeg gebruiken, maar wat brengen we er zelf van terecht? Wat doen wij met de gaven die we van de Heer onze God gekregen hebben? De gaven van onze cultuur, het geluk dat we hier geboren zijn en niet in een doodarm land in Afrika of Azië, de kansen die we krijgen, de mogelijkheden inzake onderwijs, gezondheid, werk enzovoort: wat doen we ermee? Gebruiken we onze talenten, onze gaven en onze mogelijkheden  ook voor anderen, of willen we alleen maar profiteren van anderen? Willen we ons echt inzetten voor het goede en het rechtvaardige? Willen we vlijtige dienaren zijn in de schepping van de Heer? In de eerste lezing horen we het bekende verhaal van de sterke vrouw. Ze heeft meer waarde dan kostbare sieraden, en wordt door haar man geëerd. Heel terecht trouwens, want ze doet werkelijk alles. Ze investeert niet in haar eigen schoonheid, nee, haar inzet gaat naar haar gezin, en naar behoeftigen en misdeelden. En ze komt aan al die kracht en al die inzet omdat ze diepgelovig is, en omdat ze doet wat God de Heer van haar verwacht en ook verlangt, en dat is dat ze meebouwt aan een wereld naar zijn droom. Een wereld van liefde en vrede, en van inzet en geloof. Een wereld zoals Jezus ons die heeft voorgeleefd. Laten ook wij ons dus inspannen om onze talenten en onze gaven niet alleen voor onszelf maar ook voor anderen te gebruiken. Laten we ze zeker niet gebruiken om anderen af te breken, maar wél om mee te bouwen aan een wereld naar Gods droom. Amen.