De gemiste kans (2008)

Als feesten je niet zint, open je best niet de bijbel.  Deze heeft immers veel aandacht voor feest en vreugde.  De Heer richt op zijn berg een maaltijd aan voor alle volkeren (Jes. 25,6). Jezus vertelt over een bruiloftsfeest dat de koning geeft ter ere van zijn zoon.  Hij bedoelt ermee zichzelf.  Hij is de bruidegom bij zijn volk.  Wanneer hij er is, is er feest. Dan moet er niet gevast (Mt. 9,15).

Feest vieren hoort bij het samenleven van mensen.  Toch is niet elkeen vragende partij.  Mensen kunnen moe zijn van het feesten.  In het lerarenkorps zei Staf bij het vieruurtje dat hij die avond naar een feest moest gaan en liever niet zou gaan.  Collega Raf zei daarop: "wie weet hoeveel mensen  op dit zelfde moment het zelfde zeggen. Je kunt veel vreugde beleven met thuis te blijven."

De genodigden kwamen niet naar het feest, omdat ze andere dingen te doen hadden.  Ze waren begaan met hun akkers en hun zaken.  Wij kunnen verstaan dat die mensen weigerachtig stonden voor het feest.  De koning was nogal opdringerig.  Wij kunnen echter niet goedkeuren, dat zij zich niet verontschuldigen voor hun afwezigheid. 

De parabel geeft de mogelijke spanning tussen activiteiten die wij uitoefenen en de deelname aan het Rijk Gods.  De akker waar ze naar toe trekken en de zaken die hen bezig houden, beletten hen te feesten.  Wanneer zijn we beschikbaar voor de roep van God?  Wat houdt ons tegen?

De parabel over het bruiloftsmaal en de afwezige genodigden is alweer een parabel met twee stemmen.  De stem van Jezus en die van de evangelist.  Het eerste deel van de parabel is dit van de gemiste kans.  De eerste groep gezanten  zouden de profeten zijn.  De tweede groep de wijzen en de schriftgeleerden.  Ze werden niet aanvaard.  Enkele van hen werden zelfs vermoord.  De woedende koning liet de stad verwoesten.  Een zinspeling op de vernietiging van de tempel en de stad Jeruzalem in het jaar 70.  De koks onder de toehoorders voelen de verlegenheid van mensen die ondertussen met hun eten blijven zitten.  Alhoewel, hoeveel wordt er dagelijks niet weggeworpen. 

Proficiat voor de creativiteit in de alternatieven.  Matteüs vertelt over de nieuwe uitnodiging.  Met de derde groep gezanten bedoelt hij de christelijke missionarissen.  Deze richten zich tot een gans andere groep mensen: "wie je maar vindt."  Het kan niet ruimer.  Zij gingen daarvoor tot aan het eindpunt van de wegen.  Matteüs meldt in de bruiloftszaal de aanwezigheid zowel van slechten als van goeden.  Hij weet dat de Kerk niet perfect is.  Ze is een gemengde maatschappij met goede en slechte vissen, tarwe en onkruid.  De plaats van de eerste groep genodigden wordt door andere ingenomen.  De eersten hebben hun kans verkeken.  Wie zijn de eerste?  Wie de tweede?  Israël en de heidenen?  Bestond de eerste groep uit rijke mensen met bezittingen.  Is de tweede groep deze van de armen?  De zaal loopt vol en er geen plaats meer.  Het feest kan beginnen.  De tweede zending geeft vreugde van het feest.  Maar een feest nadat een stad is verwoest en mensen gedood kan niet honderd procent vreugdevol zijn.  Je blijft vragen naar wie er niet zijn. 

Opgelet geen triomfalisme en zelfzekerheid.  De uitnodiging is nog geen waarborg.  Wij voelen mee met die arme drommel zonder feestgewaad.  Juist om die man gaat het.  Hij waarschuwt ons.  Welk is ons feestgewaad?  Bij onverwacht bezoek zeggen wij: "Wacht even; ik ga me omkleden."  Een net gewaad geeft een andere stemming.  Bij de bruiloft van het Lam krijgt de bruid in de Apocalyps als "bruidskleed een smetteloos, blinkend lijnwaad, zinnebeeld van de goede daden van de heiligen" (Op. 19,8).  "Bekleed u met de nieuwe mens" (ZJ 527).  Wat wordt bedoeld met het feestgewaad?  Volgens Matteüs ben je maar waardig als je gehoor geeft aan wat God vraagt, als je doet wat Jezus heeft gedaan, als je goede vruchten voortbrengt.  Je kleed dat zijn de werken, het is je gehoorzaamheid aan de Heer.

De Kerk die de eerste groep opvolgt, mag zich niet zelfverzekerd opstellen.  Alle geroepenen staan onder het oordeel van God.  De parabel wijst op het oordeel van de rechter.  Wij kunnen de uitnodiging tot het feestmaal in het Rijk Gods verspelen.  Hoe alert zijn we voor Gods komst?  Hoe bewust van de ‘kairos', de genadevolle tijd?  Zo we geen feestgewaad hebben, worden we buiten gestoken.

Maar wie is die God, de uitnodigt tot een feest en die op het einde een man aan de duisternis overlaat?  Spanning tussen uitnodigen en uitsluiten.  Luther noemde dit een verschrikkelijke evangelietekst.  Is die woedende God wel de vader van Jezus Christus?  Om God te kennen zoals hij is, moeten wij wachten tot wanneer God alle dingen zal herstellen (Luz. dl. 3, p. 249).

Deze parabel toont hoe de Kerk na Pasen met de woorden van Jezus is omgegaan.  Hij drukt uit dat zij niet mag denken perfect te zijn.  "De leden van de gemeenschap bezitten het heil niet.  Zij kunnen het verliezen.  Zij moeten zich bewijzen met hun werken.  Voor de gemeente na Pasen geldt wat voor Israël gold.  Een uitnodiging is nog geen waarborgbon" (Luz, dl. 3, p. 249).

Vele zijn geroepen, weinigen uitverkoren.  Het lot van Israël is een waarschuwing voor de jonge gemeente van Matteüs en voor deze van alle tijden.