Een volk met vruchten (2008)

De woordkunstenaar Ast Fonteyne nam in zijn repertorium meestal een tekst op van Jesaja.  Hij waardeerde de grote poëtische kwaliteit van dit boek, waarin minstens drie auteurs aan het woord komen.  Jesaja heeft een beroemd lied over de wijngaard (Jes. 5,1-7).  De dichter vergelijkt Israël met een wijngaard.  Het is duidelijk wie de wijngaardenier is.  Jahweh houdt van zijn volk.  Hij verzorgt zijn wijngaard.  Hij is triest wanneer deze geen vruchten voortbrengt.  Hij geeft het op met de wijngaard te verzorgen en verwoest deze.   Gekwetste liefde.

Het beeld van de wijngaard gaat mee in het nieuwe testament.  Jezus noemt zich de ware wijnstok (Joh. 15,1-2).  Zijn vader is de wijngaardenier.  Hij roept zijn volgelingen op met hem verbonden te blijven om veel vruchten te geven. 

Jezus maakt in het evangelie van Matteüs gebruik van het lied van Jesaja.  Hij geeft er een andere wending aan.  Hij twijfelt niet aan de vruchten van de wijngaard, maar is verbaasd over de pachters van de wijngaard.  De eigenaar is weg voor een lange tijd.  Er gaan maanden, ja jaren voorbij eer de met de zorg aangelegde wijngaard vruchten zal geven. De pachters willen de vruchten niet geven aan de eigenaar die zij opeist.  Zij doden zijn eerste reeks gezanten, de tweede reeks en tenslotte de eigen zoon van de eigenaar.

Jezus vertelt de parabel in Jeruzalem.  Hij is daar in de tempel en hij richt zich tot de hogepriesters en de oudsten.  Het spreekt scherpe woorden aan hun adres.  Zoals hun voorgangers profeten hebben gedood, zo zijn ze er nu op uit om de zoon te doden.

Jezus laat de toehoorders zelf het oordeel uitspreken over de handelwijze van de moordenaars en over de toekomst van de wijngaard.  Deze zal in andere handen komen.  Wanneer Matteüs zijn evangelie schrijft is het in Jeruzalem heel slecht gesteld.  De tempel is vernietigd, de stad in ruïne, de instellingen kapot.

Is het Matteüs die Jezus doet zeggen of is het Jezus zelf, die zegt dat een nieuw volk de verantwoordelijkheid krijgt over de wijngaard?  Een nieuw volk dat vruchten moet voortbrengen.  De leiding van dit volk ligt niet meer bij de hogepriesters, de schriftgeleerden, de oudsten en de Farizeeërs.  Laten we er voor opletten dat wij niet al te vlug concluderen dat het gedaan is met Israël en dat de Kerk Israël vervangt.  Dit is gezegd en geschreven.  Het heeft veel kwaad gedaan.  In vers 43 liggen de wortels van een christelijk anti-judaïsme.  Dit is niet op grond van ras of cultuur, maar een religieus gemotiveerd vijandschap tegen de Joden. 

Het nieuwe volk vervangt Israël niet.  Dit volk, dit zijn niet de heidenen, het is niet de Kerk.  Het zijn zij die vruchten voortbrengen.  Tot het nieuw volk behoren van bij de beginne mensen uit Israël en mensen uit het heidendom.  Zoals de eerste pachters gehouden waren vruchten af te leveren, zo geldt dit voor het nieuwe volk dat zal ontstaan.  De Heer velt een oordeel over de slechte pachters.  Hij zal het ook doen over dit nieuwe volk, zo het geen goede vruchten voortbrengt.

Matteüs is niet de evangelist van de goede intenties, maar degene die wenst dat christenzijn zich uitdrukt in goede vruchten.  Op weg naar Jeruzalem had Jezus zijn ontgoocheling getoond over de vijgenboom zonder vruchten (Mt. 21,9).  Drie keer spreekt hij in de parabel van de wijngaard over vruchten (21,34.41.43).  Dit had Johannes de Doper tijdens zijn optreden al gevraagd: "Breng liever vruchten voort die een nieuw leven waardig zijn" (Mt. 3,18);  "De bijl ligt al aan de wortel van de boom: iedere boom die geen goede vrucht draagt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen" (Mt. 3,10).

Jezus vroeg in zijn bergrede vruchten van zijn toehoorders.  Elke goede boom draagt goede vruchten, maar een slechte boom draagt slechte vruchten (Mt.7,16-20).  "Wanneer een boom goed is, dan zijn ook zijn vruchten goed.  Is een boom daarentegen slecht, dan zijn ook zijn vruchten slecht. Want aan de vruchten herkent men de boom" (Mt. 12,33).  Als zaaier verwacht Jezus vrucht bij de oogst (Mt. 13, 8-26).

Jezus drinkt bij het laatste avondmaal de vrucht van de wijnstok, teken van het komend samenzijn in het koninkrijk van zijn Vader (Mt. 26,29).

De parabel van de boze wijngaardeniers is voor de christenen van alle tijden een waarschuwing.  "Heilszekerheid, valse geborgenheid, christelijk triomfalisme, dat alles is uitgesloten.  Zoals voor christenen en tollenaars inkeer en geloof de voorwaarden zijn om het Rijk van God binnen te gaan, zo is voor het nieuwe volk vruchtdragen de voorwaarde om het gekregen Rijk te behouden." (Jan Lambrecht, Nieuw en Oud uit de Schat, De parabels in het Matteüsevangelie, p.122). 

"Wie zich laten enten hier in dit aardse dal, rijpen in de lente totdat zij vruchten dragen zullen" (ZJ 431).