26e zondag door het jaar A (2002)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 201 niet laden
Er is een tijd geweest dat de meeste parochiekerken de bankenpacht hadden: jaarlijks werden de plaatsen in de kerk verpacht aan de hoogste bieder. Voor de kerk was het een bron van inkomsten, maar al te vaak was het echter ook een bron van veel geruzie. Je had altijd wel mensen die meenden dat ze wat meer waren dan anderen, en dat ze daarom aanspraak konden maken op de betere plaatsen vóór in de kerk, en o wee als ze daarin gedwarsboomd werden. Ze waren te trots om ergens naar achteren te gaan zitten.
Gelukkig is die bankenpacht verleden tijd: ik denk dat ze ook helemaal ingaat tegen de geest van Jezus. "Die gezindheid moet onder u heersen welke Jezus Christus bezielde", de woorden van Paulus uit de eerste lezing. "Hij, die bestond in goddelijke majesteit heeft zich niet willen vastklampen aan de gelijkheid met God". Jezus was niet zo trots dat hij geen stap terug kon doen: integendeel: hij vernederde zich, maar juist daarom heeft God hem hoog verheven.
Trots is een woord met verschillende aspecten. Ouders mogen gerust trots zijn op hun kinderen. En als iemand wat bijzonders heeft bereikt mag hij daar best trots op zijn, zolang hij tenminste de werkelijkheid niet uit het oog verliest.
Maar als we spreken over trotse mensen dan heeft dat meestal een bedenkelijke klank, dan is er meestal sprake van zelfingenomenheid en verwaandheid, zo van: kijk eens hoe goed ik ben! Trotse mensen, ofwel zij storen zich aan niemand en niets, omdat zij zich boven iedereen verheven voelen, ofwel zij storen zich overal aan omdat zij alles negatief interpreteren en zich zo al vlug in hun eer aangetast voelen.
Maar als je echt hoogstaande mensen hebt, dan hebben die er geen behoefte aan om op hun strepen te gaan staan. Ze hebben geen trots maar wel een innerlijke fierheid, die veel aan kan, die veel verdragen kan.
Jezus had zo'n innerlijke fierheid, daarom kon hij trouw zijn tot in de dood, en dat dieptepunt, althans in mensenogen, was , juist zijn ware grootheid.
Die gezindheid moet onder u heersen welke Jezus Christus bezielde. Maar onze gezindheid, onze mentaliteit is zo vaak dat we onszelf zo gemakkelijk op een voetstuk zetten, dat we ons verheven voelen boven anderen. En dan een stap terug doen, dingen doen als je dienstbaar maken aan anderen, met anderen in vrede en liefde omgaan, anderen die, voor je gevoel, beneden je stand zijn, dat is o zo moeilijk.
Ons probleem is vaak dat onze zelfkennis wordt beïnvloed door chauvinisme, door een stuk ijdelheid, door vooroordelen of verblinding. Dan wordt het zo moeilijk om je nederig op te stellen, om eerlijk oog je hebben voor je eigen beperktheden, om je goede kwaliteiten, die er zeker zijn, te relativeren, om je nooit boven anderen verheven te voelen. Want, laat het zijn, dat we misschien stukken beter zijn dan vele anderen, althans naar de buitenkant gemeten, het geeft ons niet het recht om op anderen neer te zien.
Eigen roem stinkt, is niet voor niets het gezegde. Echte hoogstaande mensen zetten zich nooit op een voetstuk: die vallen juist op door hun eenvoud, en eenvoud is hét kenmerk van de ware adel. Onze ware grootheid, de grootheid die telt voor God, ligt in de gezindheid van Jezus Christus: in eenvoud en bescheidenheid, in de bereidheid je dienstbaar te maken.