26e zondag door het jaar A

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 362 niet laden
Ge kent ze allemaal, die tieners die vlakaf zeggen : ‘Doe het zelf', de deur achter zich dichtslaan en ‘s anderendaags hebben zij, zonder iets te zeggen de klus al geklaard. Dat zijn prachtige karakters die zijn bezig zich te oefenen in zelfbeschikking, zo groeien zij gestadig in vrijheid. De anderen zeggen wel ‘ja', tonen zich onderdanig maar hun hart en hun lippen liggen te ver uit mekaar.

De parabel gaat echter niet over tienergedrag. Deze parabel gaat over ons : hoe wij omspringen met Diegene die wij Vader noemen. Spelen wij de gehoorzamen met onze lippen en is ons hart ver van Hem ? Of durven wij opstandig zijn, kwaad worden op God en de deur dichtslaan om Hem uiteindelijk toch trouw te blijven ?

Dat is de houding die de parabel eigenlijk de normale houding vindt voor mensen die vrij en zelfstandig geschapen zijn.

Ik huiver voor die mensen die te pas en te onpas zeggen : het is Gods wil. En zich dan gelaten neerleggen bij de situatie. Bij tegenslag, bij al het leed en al het onrecht in de wereld mogen wij niet zeggen : het is Gods wil. Neen, het is maar al te vaak de wil van de mensen.

Maar dat wij ons daar niet bij neerleggen, dat wij er iets aan doen om het lijden te verlichten en het onrecht ongedaan te maken, dat is Gods wil.

Zo dikwijls hebben wij dan goesting om te zeggen : ‘Dat Hij ‘t zelf doet!' Maar ‘s anderendaags reeds slaan we terug de weg in naar zijn wijngaard.

Plichtbewust zijn taak volbrengen in de wereld van vandaag dat is de wil volbrengen van de Vader. Die wil ligt verborgen in het dagelijks leven, meer dan in het kerkgebouw. Er is geen onderscheid tussen heilig en profaan, geen kwestie van een uurtje voor God en de rest is voor mij. De wereld is zijn wijngaard. En die wereld op weg zetten naar de voltooiing, niet naar de ondergang. Dat is onze gezamenlijke opdracht in de wijngaard van de Heer.