26e zondag door het jaar A - 2002

Ja zeggen, en nee doen, zoals die eerste zoon in het evangelie: we vinden het niet netjes, niet sympathiek, niet mooi gedaan.

En toch, zusters en broeders, dat 'ja zeggen' en 'nee doen' zit in onze samenleving en ook in onszelf ingebakken. Politici zeggen ja voor, en nee na de verkiezingen; voedselproducenten belijden ja met de lippen, en doen nee via allerlei duistere praktijken; mensen zeggen ja tegen elkaar op hun trouwdag, en doen nadien dikwijls nee; jonge mannen zeggen ja tegen God, de Kerk en het celibaat, maar dat ja is dikwijls een 'ja, maar'; bijna iedereen zegt ja tegen God bij zijn doopsel of vormsel, maar daarna is het meestal gedaan; ouders zeggen ja tegen hun kinderen, maar laten ze tegelijk dikwijls aan hun lot over; kinderen zeggen ja tegen hun ouders, maar doen nee met hun vrienden; landen beloven elkaar te respecteren, maar moorden en branden er ondertussen lustig op los; we zien het in Afrika, in Palestina, in Indonesië en straks misschien ook in Irak. Zusters en broeders, we zijn er ons misschien niet eens van bewust, maar we zeggen ongelooflijk dikwijls ja tegen elkaar, en daar blijft het dan bij. Want ons ja-woord wordt dikwijls gevolgd door een nee-doen.

Ik zei het al: het lijkt in ons menszijn ingebakken. Toegepast op dit eigenste moment: zeggen ook wij niet elke zondag ja tegen God, hier, in deze kerk, maar vergeten we dat ja niet gemakkelijk wanneer we de kerkdeur achter ons dichttrekken? Beleven we inderdaad altijd en in alle omstandigheden Gods boodschap van liefde voor elkaar, voor de mensen met wie we omgaan en voor onze medemens in nood?

Zusters en broeders, of we het graag horen of niet, in ieder van ons zit iets van die eerste zoon, en misschien zijt ge verwonderd als ge me hoort zeggen dat dit soms maar goed is ook. Want hoe zou de wereld er niet uitzien als we altijd alles deden wat we zegden, als we dus bijvoorbeeld ook alle dreigementen en verwensingen zouden uitvoeren die we ooit uitgesproken of gedacht hebben. Het is dus goed dat we soms ja zeggen en nee doen, maar we moeten daar wel geen gewoonte van maken. Het ja waarmee we iets beloven, iets toezeggen, moet inderdaad een ja zijn, geen woord-ja maar een doe-ja.

Ik weet dat dit moeilijk is. Soms beloven we gewoon te veel. Soms zeggen we ja omdat we niet nee durven zeggen, omdat we bang zijn iemand af te wijzen of te ontgoochelen, terwijl we vooraf weten dat we onze belofte niet zullen kunnen houden. En verder: dat ja zeggen en nee doen zit toch zo diep in ons samenleven ingebakken. Voortdurend worden we er ongewild en ongevraagd in ondergedompeld, zodat het heel gewoontjes geworden is. Ik geef maar één voorbeeld: van 's morgens tot 's avonds worden we via radio, tv, dagbladen, tijdschriften, folders, etc. echt overspoeld door reclame. Welnu, als er iets is dat ja zegt en nee doet, dan is het wel reclame. Ge zult het ook wel al gemerkt hebben: reclame verkoopt al lang geen producten meer, nee, ze verkoopt geluk. Als we het willen geloven, kopen we geen zeep, maar eeuwige jeugd; geen cola, maar gezelligheid; geen auto maar prestige; geen waspoeder, maar liefde van onze huisgenoten; geen kaas, maar gezondheid; geen tandpasta, maar succes bij onze partner; geen deodorant, maar bewondering van het andere geslacht. Waarbij geregeld ook religieuze symbolen gebruikt en misbruikt worden: weldoorvoede paters prijzen bier aan, Jezus onderbreekt het Laatste Avondmaal voor een hamburger bij Mc Donald's, aantrekkelijke nonnetjes vallen voor een snoepje, een koppel trouwt kerkelijk om een lening los te krijgen, engelbewaarders leuren met verzekeringspolissen. Niets is verboden, alles kan. En vooral: niets is waar: niet de boodschap en nog minder de verpakking. Ons ja tegen vriendschap, gezelligheid, respect, bezorgdheid, liefde zit niet in een cola, een nieuwe auto, een waspoeder of een deodorant, nee, ons ja zit in onszelf.

En dat we dit ja niet altijd over onze lippen kunnen krijgen, en het zeker ook niet altijd waar kunnen maken, ach, zusters en broeders, daar heeft God begrip voor, dat toont Jezus ons via de tweede zoon. Die zegt eerst nee, maar keert nadien op zijn stappen terug en doet ja. En daarmee brengt Hij ons een goede boodschap, namelijk dat God tijd heeft met ons. Voor Hem zijn we geen robotten die Hij met een knop bedient, maar vrij denkende en vrij handelende wezens. Zo heeft Hij ons gewild, zo vond Hij ons goed bij de schepping en vindt Hij ons nog altijd goed. Ook al houdt die vrijheid in dat we een verkeerde weg kunnen inslaan, en dat we niet alleen nee kunnen zeggen, maar ook nee kunnen doen. Maar dat nee kan altijd in een ja omgebogen worden.

Zusters en broeders, laten we ons daar eens over bezinnen. Laten we meer zijn dan een reclameslogan, meer dan een reclamepaneel tegen een wand of een reclamespot op de T.V. Laten we echt zijn, mensen die ja zeggen tegen God en tegen elkaar, en die ook ja doen. Amen.