Evangelieprikje 2014

Het is toch wel opmerkelijk dat wanneer een anekdote vertelt uit het dagelijks leven van die tijd, dat wij dat nog altijd herkennen. De mensen die “ja” zeggen op een vraag en het uiteindelijk niet doen en de mensen die eerst “neen” zeggen maar het uiteindelijk toch doen, ze bestaan nog altijd.  Over het hoe en waarom wijdt Jezus niet uit, daar is het Hem in deze evangeliepericope ook niet om te doen. Hetgeen we vandaag lezen, is het tweede deel van een antwoord dat Jezus gaf aan hogelpriesters en oudsten op de vraag met welke bevoegdheid Hij dit alles deed.  In een eerste reactie vraagt Hij of de doop van Johannes uit de hemel of van de mensen kwam. Ze durven niet antwoorden en dus wil ook Jezus niet antwoorden. Maar wat heeft zo’n oude discussie met ons leven van vandaag te maken?

Wel, in het evangelie gaat het er eigenlijk over dat diegene die volmondig “ja” zeggen op het joodse geloof blijkbaar niet genoeg openheid aan de dag konden leggen om de doop van Johannes te plaatsen, het waren tollenaars en hoeren die zich, naast gewone mensen, lieten dopen door Johannes en die zich dus ook aangesproken voelden door zijn oproep tot bekering. Als we dat toepassen op vandaag moeten we ons als gelovigen afvragen of wij nog open staan voor mensen die, tegen de maatschappelijke stroom in, durven oproepen tot bekering? Iets uitgebreider: staan wij open voor mensen die op een eigentijdse manier het evangelie proberen te vertalen naar onze tijd en cultuur?

Een paar weken terug schreef de Antwerpse bisschop een opmerkelijke brief. In een zorgvuldig en gefundeerd betoog vroeg hij om enkele kerkelijke regels eens tegen het realiteitslicht te houden.  Wat de Antwerpse bisschop schreef, is een vraag die al lang brandt op de lippen van veel gelovigen, ook bij priesters en diakens. Deze laatsten moeten zich door kerkelijke regels vaak schijnheilig gedragen en dingen doen die van de officiële kerk niet mogen.  Je zou dan verwachten dat dit op zijn minst een discussie waard is. Maar naast de vele positieve reacties waren er ook enkele furieus negatieve reacties van mensen die zich willen vasthouden aan de kerkelijke leer. Zij gebruiken als motivatie een fundamentalistische lezing van een vers uit het evangelie. Vaak horen we ook bij hen dat het altijd al zo geweest is. Dat laatste raakt kant noch boord: als Jezus zo naar de godsdienstbeleving in Zijn tijd gekeken had, dan had Hij geen evangelie kunnen brengen.    

Dit ene voorbeeld toont hoe niet alleen hoe actueel het evangelie is, het toont ook dat de problematiek die Jezus schetst niet eenvoudig is. Wie als gelovige wil leven, weet op de duur niet meer wie hij moet geloven. Wat is het uiteindelijk criterium om te zeggen dat iemand spreekt namens God? De Kerk heeft zich dat privilege toegeëigend maar mogen we alle kerkelijk regels als Gods woord zien? Is de grondtoon van het evangelie niet liefde en vergeving en lijkt de grondtoon in het kerkelijk spreken niet te vaak op het tegenovergestelde? Ik ga er geen antwoord op geven, maar dit evangelie daagt ons wel uit om er heel ernstig over na te denken. Het is toch sprekend dat een bisschop en zelfs de paus bepaalde regels in vraag stellen? Maar wat moet ik als gewone gelovige dan doen? Ik denk dat we gewoon moeten proberen een goed mens te zijn, vanuit de liefde die God ons toedraagt. Als beminde mensen beminnend in het leven staan, daar kan niemand iets tegen hebben, denk ik. Wie zich geregeld voedt aan gebed en Bijbel, zal meer kans hebben om zelf goed nieuws te worden, alhoewel het altijd interpreteren blijft. En net dat maakt het zo moeilijk. De makkelijkste oplossing is niet nadenken en leven zoals sommige oudsten en schriftgeleerden in Jezus’ tijd: de regels volgen. Het evangelie leert ons op verschillende plaatsen dat Jezus die regels in vraag stelt, niet om ze af te schaffen, eerder om te kijken naar wat de oorspronkelijk bedoeling was van die regel. Evangelisch leven … het blijft een uitdaging om uit te zoeken wat dat vandaag betekent. Maar dat is geen excuus om niks te doen, we zijn als christen geroepen om het goede nieuws van God te verkondigen en – met onze beperktheden – gestalte te geven. We gaan er dus voor om dat op een open en kritische manier te doen want anders zouden we de hedendaagse Johannes wel eens kunnen uitsluiten.