Ga ook gij naar mijn wijngaard (2005)

"Zijt gij soms kwaad omdat Ik goed ben?"
Natuurlijk kunnen wij niet kwaad zijn omdat God goed is,
maar wij blijven toch met een wrevel zitten
omdat wij menen dat God hier onrechtvaardig is.
De Heer heeft weliswaar het contract, dat hij heeft gesloten,
correct nageleefd.
Maar toch stoot ons hier iets tegen de borst:
wij verwachten namelijk dat God evenredig beloont.
Wij denken: "gelijk loon voor gelijk werk,
voor verschillend werk, dus verschillend loon."
Doet God dan niet, wat sociaal gezien rechtvaardig is?

Het antwoord is "neen!"
Het verhaal wil ons juist duidelijk maken
dat de relatie tussen God en de mens
anders is dan de relatie tussen een patroon en een loonarbeider.
God is juist geen baas die loon naar werk geeft,
die rekent en cijfert om te betalen naar verdienste.
Neen! God geeft ons veel meer!
Dat wil de parabel ons juist doen aanvoelen.

Zie maar hoe de Heer nog verschillende keren naar het marktplein
loopt, zelfs nog een keer een uur voor zonsondergang.
In onze ogen is dat een beetje dwaas,
economisch zeker niet verantwoord.
Inderdaad, God kijkt niet op de eerste plaats
naar het werk dat moet gedaan worden.
God kijkt op de eerste plaats naar de mens.
Zijn bekommernis gaat ernaar uit
dat ieder van ons werkt in Zijn wijngaard,
meewerkt aan de uitgroei van Zijn Rijk van Liefde hier op aarde.
Daarom houdt God niet op om op zoek te gaan naar ons.
Hij keert voortdurend terug om ons uit te nodigen.
Hij wordt niet moe ons te vragen mee te werken aan de liefde,
en dat met de talenten en de mogelijkheden die wij - maar - hebben.
"Ga ook gij naar Mijn wijngaard" zegt de Heer ons.
En Hij zegt het ons in het frisse begin van de morgen van ons leven,
maar evenzeer op de vermoeide avonden,
waar wij uitgenodigd worden ook dan nog liefdevol te zijn
bijvoorbeeld tegenover de kinderen rond onze tafel,
of tegenover de gast in ons gezin,
of tegenover onze dagelijkse huisgenoten.
Ja, God doet toch wel heel anders
dan een gewone landeigenaar of baas van arbeiders.

Tegen de avond komt de uitbetaling
en dan ontstaat het probleem: Hij beloont niet evenredig.

Misschien krijgen wij wat klaarheid
als wij inzien wat die "denarie" eigenlijk betekent.
Een ‘denarie’ of ‘tienling’, was in die tijd
het loon waarmee een arbeider
zijn gezin in leven kon houden voor één dag.
"God geeft ons één denarie" betekent dus:
"God gunt ons het leven voor de dag."
De Heer gunt het ons te werken in Zijn wijngaard.
Hij gunt ons Zijn leven, Zijn vriendschap
voor de hele dag, elke dag opnieuw.
En Hij gunt dat leven aan allen,
ook aan diegenen die er - niemand weet juist waarom -
vanaf het begin niet bij waren, de laatkomers, de kansarmen.

Het heeft dan ook geen zin
aan de laatsten slechts een deel uit te betalen,
want dan zouden zij niet kunnen leven.
God gunt ook aan de kleinere, de zwakkere
het echte, goddelijk leven voor de dag.
Méér uitbetalen aan de eersten kan ook niet.
Want in de denarie geeft God Zichzelf reeds volledig,
heel Zijn leven, heel Zijn vriendschap.
Kan een mens nog iets meer verlangen
dan Gods vriendschap te mogen ontvangen,
dan te mogen beminnen als een vrije mens, heel de dag?

De moeilijkheden beginnen natuurlijk
als wij, mensen, onze aandacht niet meer richten
op de relatie van elke mens persoonlijk met God,
maar eerder de mensen met elkaar onderling gaan vergelijken,
en dan vooral hun uiterlijke prestaties gaan beoordelen.
Maar God, Hij is er niet op uit de mensen tegen elkaar op te zetten
door hen uiterlijk met elkaar te vergelijken.
God is er vooral op uit om ieder van ons persoonlijk
met Hem verbonden te houden.
Door zo iedereen gelijk te stellen en iedereen tot vriend uit te nodigen,
toont Hij, in onze ogen, blijkbaar een voorkeur,
de voorkeur er de kansarmen ook bij te willen.

God is mateloos goed voor iedereen.
Dat is de boodschap voor vandaag.
God werkt niet met een tarief.
Hij schenkt inderdaad geen loon naar werk;
Hij schenkt ons veel meer dan wij ooit kunnen verdienen:
Hij schenkt ons de kans te leven,
te leven in Zijn vriendschap, te leven in de liefde.

Gods droom is eigenlijk dat wij, mensen,
geen concurrenten zouden zijn van elkaar,
maar allemaal dankbare werkers in Zijn wijngaard,
ieder volgens zijn mogelijkheden.
Gods droom is dat wij dankbaar zouden zijn
dat anderen ook meewerken, ook al zijn ze zwakker.
Gods droom is dat wij dankbaar zouden zijn
dat wij mogen meewerken, ook al zijn wij sterker.

Ik weet niet bij welke groep u zich het meest thuis voelt:
bij de trouwe werkers van het eerste uur
of bij de laatkomers van het elfde.
Geef toe: soms zijn wij de enen, soms de anderen.
Op sommige domeinen, op sommige plaatsen,
in sommige perioden van ons leven, zijn wij inderdaad bij de eersten.
Maar op andere domeinen, in andere perioden,
zijn wij wat traag en komen wij eigenlijk te laat.
Dikwijls zijn wij blij ergens nog bij te mogen horen.
En als ik eerlijk ben, dan moet ik bekennen,
dat de tweede soort ervaringen in mijn leven
talrijker zijn dan de eerste.
Ik breng soms zo weinig aan
en toch word ik overstelpt door Gods vriendschap.

Wat een hoopvol verhaal;
Wat er ook gebeure, God blijft ons trouw het leven schenken,
Zijn leven, Zijn vriendschap.
"Ga ook gij naar Mijn wijngaard!" zegt God,
"Wat gij ook maar aankunt, Ik geeft ook u
de denarie van Mijn vriendschap,
het echte leven voor vandaag,
de kans om vandaag te beminnen!"