De duivelsbrug (2008)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 522 niet laden

In de vakantie ben ik door het Zwitserse Altdorff gereden, de plaats waar de legende van Wilhelm Tell levend wordt gehouden. U kent het verhaal ongetwijfeld van de man die gedwongen werd een pijl te schieten door een appel die boven op het hoofd van zijn zoon lag. Als je Altdorff verlaat, richting Klaussenpass kom je door een grote tunnel, die overloopt in de Teufelsbrücke, de Duivelsbrug, een ingewikkelde in steen gemetselde brug, die hoog boven het ravijn hangt. Ik heb de inwoners gevraagd waar de naam 'Duivelsbrug' vandaan komt. Zij vertelden me dat een Italiaanse bouwmeester de brug niet af kreeg en op een avond woedend uitriep: 'Laat de duivel de brug maar afmaken'. De duivel stond direct naast hem en nam de uitdaging aan. Er was slechts één voorwaarde aan verbonden: degene die als eerste de brug overging was voor hem! Binnen twee dagen lag de brug er en de duivel zat handenwrijvend aan de andere kant van de brug te wachten op zijn slachtoffer. De bouwmeester, ook niet gek, stuurde als eerste een bok over de brug. Wat was de duivel kwaad. Hij gooide twee grote stenen, maar gelukkig raakten die de brug niet. De grote steenhopen kun je nu nog in het ravijn zien liggen. De duivel droop af en nooit meer is hij teruggeweest.

Waar kiezen we in ons leven voor? Voor de brede, op het eerste gezicht aantrekkelijke, Duivelsbrug, of kiezen we toch voor het smalle, vaak moeilijke slingerpad naar boven? Het probleem van de brede en de smalle weg. Op de brede weg staat de duivel die zijn buit binnen wil halen. Op de smalle weg begeeft Jezus zich toe. In de woestijn probeert de duivel hem tot drie maal toe te verleiden om de brede weg van de menselijke macht, aanzien en rijkdom over te gaan. Het is toch heerlijk dat alle koninkrijken dan aan je voeten liggen! Maar Jezus bezwijkt niet voor bekoringen. Hij kiest voor de smalle weg en nodigt ons uit hetzelfde te doen.

Petrus probeert  - als het moeilijk wordt - via de Duivelsbrug - zijn roeping te ontlopen. Die smalle weg bevalt hem niets. Jezus moet toch weten dat de snelwegen naar het succes voor Hem open liggen! Die Petrus toch! Wat wordt-ie vanmorgen door Jezus afgesnauwd! Jezus gaat zijn zware gang naar Jeruzalem, hoewel Hij weet wat Hem daar te wachten staat! De hogepriesters en schriftgeleerden zoeken naar een middel om Jezus ter dood te brengen. Petrus probeert dat te voorkomen en neemt Hem terzijde. Hij waarschuwt Hem voor de grote gevaren in Jeruzalem. En Jezus snauwt hem af en zegt: "Ga weg, satan, terug!" Petrus, één van de grootste vrienden van Jezus, wordt satan genoemd. Petrus meende het toch goed! Zijn optreden en zelfs zijn verraad, toen hij zei: "Ik ken die man niet" zijn toch niet te vergelijken met de Judaskus, het verraderlijke woord in de Hof van Olijven? Tot het laatste toe spreekt Jezus Judas aan met "vriend" en nu noemt Jezus Petrus satan.

De verklaring voor dit harde optreden moeten we meer zoeken bij Jezus dan bij Petrus. Petrus had niet kunnen vermoeden dat Jezus zijn kruisweg, zijn lijdensweg, was begonnen. En had Jezus daar zelf ook niet veel moeite mee? Hij was degene die niet veel later in de Olijfhof, met bloed en zweet op zijn voorhoofd, bad dat deze kelk hem bespaard mocht blijven. En de duisternis van Goede Vrijdag viel niet alleen over de berg, maar ook over de ziel van Jezus, zodat hij uitriep: "Mijn God, mijn God, waarom?" Juist in deze duisternis keek Petrus. Was dit de weg van bevrijding? Zo kan Petrus zich het Rijk Gods niet voorstellen. Moet het Rijk Gods er zo uitzien dat een onschuldige wordt vermoord? Is dat de weg? Dat zijn Meester ten onder gaat aan leugen en listen, bedrog en verraad? En dat zouden ze maar goed moeten vinden?

Er zijn meer mensen geweest die de brandhaard - met gevaar voor eigen leven - hebben opgezocht: de verpleegster Florence Nigthingale zette zich in voor de oorlogsslachtoffers van de Krim. Ze riskeerde daarmee haar leven. "Onzinnig" moeten haar familie en vrienden hebben gedacht. De Vlaamse Pater Damiaan de Veuster hielp de mensen op het melaatseneiland Molekai. Hij zocht de brandhaard op en dat kostte hem zijn leven. Hij werd zelf melaats. "Onzinnig" moeten zijn familie en vrienden hebben gedacht. Wie doet zoiets nu met gevaar voor eigen leven? Intussen staat zijn standbeeld in de galerij van de nationale helden in het Capitool van Washington D.C.!

Jezus' familie reist hem achterna om hem weer thuis te krijgen. Zij meenden dat Hij nu te ver ging. Dat zou slecht aflopen. Hij had ongetwijfeld zijn verstand verloren. Toch had Jezus goed nagedacht over zijn lijdensweg. In de woestijn had de duivel hem uitgenodigd alleen aan zichzelf te denken: neem toch de duivelsbrug! En als Jezus aan zijn vrienden uitlegt dat hij gefolterd zal worden en ter dood gebracht, komt Petrus tot dezelfde verleiding. "Denk toch aan Jezelf!, Wat heeft dat nou voor zin?" Dat moeten alle leerlingen gedacht hebben, want Petrus is de eerste onder zijns gelijken. Zij zien niet in hoe het zó weggeven van je leven uit liefde voor anderen ook enig nut zou kunnen hebben. Zij zien niet in dat je door zó te leven en te sterven je weer jezelf terug kunt vinden.

Petrus had moeten weten dat Jezus zich - ten dode toe - wilde inzetten voor een menswaardige samenleving, vol vrijheid en leven. Jezus wilde zich geven - met zijn lichaam en bloed. Maar zo ver was Petrus nog niet. Petrus is nog veel te veel bezorgd om zichzelf. Die hoge prijs: daar is Petrus nog lang niet aan toe. Jezus die hem enkele regels eerder nog "fundament" en "rots" noemde, geeft hem nu die andere naam "satan". En die naam dragen we allemaal, want wie van ons zet zich in tot het uiterste, als het gaat om een menswaardige samenleving? Hoe vaak kiezen wij niet voor de Duivelsbrug? We zijn geen haar beter dan Petrus. Het is geen kleinigheid om Jezus concreet te volgen. Daar waar je je laat leiden door menselijke overwegingen, begint je lijdensweg.

Ook in het midden in het boek Jeremia (eerte lezing) is een bevlogen en gekweld mens aan het woord. Jeremia ziet de grote ballingschap met al haar ellende dreigend naderbij komen. Maar het volk van Jeruzalem luistert niet en lacht hem uit. Hij wil onder zijn taak uitkomen, wegvluchten over de Duivelsbrug. Hij voert zijn strijd. “Heer God, Gij hebt mij verleid, ik ben bezweken… Ik kan niet tegen u op… Ik doe alle moeite”. Het is het gebed van een wanhopige die er het liefst de brui aan wil geven. “U hebt mij er in laten lopen!”, schreeuwt Jeremia. En God geeft antwoord. “Hij laat het vuur branden in zijn botten”. Met zijn rug tegen de muur, terwijl hij niets begrijpt van de weg die voor hem ligt, keert hij terug naar roeping, weg van de Duivelsbrug. Hij is en blijft een profeet, een gezant van God, hoewel hij het gevoel heeft dat God hem overvraagt.

Dat gevoel van overvragen heeft Petrus ook. Maar ook hij keert telkens terug naar Gods smalle weg. Hij is zijn Meester gevolgd, zelfs tot op het kruis. Waar niemand meer iets van je kan verlangen, waar alle redelijkheid voorbij is, begint je eigenlijke weg. Eigenlijk is in ons leven één vraag echt belangrijk: ben ik nog steeds op de goede weg of zoek ik een uitweg via de Duivelsbrug die alleen maar leidt tot dood en ondergang? Wie in zijn leven trouw blijft aan de zending van Jezus, aan zijn kruis, zal sterven onder de belofte van de verrijzenis. Hij zal zijn leven niet verliezen, maar winnen. En die leven van déze wereld schudden hun hoofd en zeggen: "wat heeft dat nu allemaal voor zin?"