Ja, ja... nee, nee...

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden
‘Neen-zeggen' is bij veel mensen een verwaarloosde kunst. Ik bedoel niet het neen-zeggen uit gemakzucht, om er van af te zijn en je geen moeilijke dingen op de hals te halen. Maar neen-zeggen uit volle overtuiging. Heel dikwijls begint daarmee ook het kiezen ergens vóór. Misschien weet je nog niet helemaal zeker waar je ‘ja' op zult zeg¬gen, en hoe het precies moet worden. Maar wel wordt langzaam duidelijk, wat in elk geval niet kan, waar je zeker ‘nee' tegen moet zeggen. Gaandeweg tussen al die ‘nee's' zal het dan duidelijk worden hoe het wel moet en wat je volmondige ‘ja' ver¬dient.

Jeremia - van de eerste lezing - en Jezus zeggen ‘ja' tegen de God van het Verbond. Zij kiezen voor een leven in dienst van Gods droom en hartenwens: dat mensen mensen worden. Maar dat houdt in dat ze tegen heel veel dingen ‘neen' moeten zeggen. Neen tegen de overheersers uit Rome, die het volk onderdrukken. Neen tegen de oudsten en de priesters van de tempel, die met de vijand meedoen en het volk zware lasten opleggen, die ze zelf met geen vinger aanraken. Met dat ‘neen' hebben ze het niet gemakkelijk. Want het is moeilijk om op te roeien tegen de stroom van wat ‘jan en alleman' zegt. Niet gemakkelijk om ‘neen' te verkopen als de algemene opinie vindt dat het ‘ja' moet zijn.

Jeremia houdt voet bij stuk, hij kan niet anders dan zijn hart volgen. En Jezus houdt vol. Zelfs als Hij de consequenties daarvan overziet en ze in het gezelschap van zijn leerlingen uitspreekt. Petrus wil wel met hem meegaan in zijn idealen. Hij wil ‘ja' zeggen voor een leven zoals God het bedoeld heeft. Maar hij vindt dat Jezus geen gebruik mag maken van de weg die Hij daarvoor gekozen heeft: die van de dienstbaarheid. Petrus meent dat Jezus gebruik moet maken van zijn macht om anderen die nieuwe wereld op te leggen: het is immers voor een goede zaak! Ook daar zegt Jezus ‘neen' tegen. Ook om je goede idealen te verwezenlijken mag je anderen niet kleineren, de roede niet gebruiken. Jezus kent maar één weg om de goede zaak te bevechten: te gaan staan naast de kleinen en de minsten, samen met hen een weg vinden naar toekomst voor allen en de pijn van het onvolmaakte meedragen en niet afwente¬len op de rug van een ander. Mensen zijn principieel gelijkwaardig. En het mag, zegt Jezus, nooit zo zijn dat het leven van de één minder waard zou zijn dan dat van de ander. Mensen mogen op deze manier het leven niet van elkaar opeisen. Zulke bescherming is uit den boze. Jezus schijnt te zeggen: Ik ben niet belangrijker dan jij, want het gaat niet om mij, het gaat om mijn boodschap. En wanneer je denkt dat het om Mij gaat, dan raakt de boodschap die ik wil brengen uit het zicht. Ik kan sterven, want ik geloof met alle kracht die in Mij is, dat mijn boodschap zich zal doorzetten in de wereld.

Zijn boodschap is: alle mensen zijn gelijkwaardig. Niet gelijk! We hebben allemaal ons eigen talent en onze eigen mogelijkheden. We zien er allemaal anders uit, maar niemand is minderwaardig. Maar omdat wij vaak opnieuw die bekoring hebben de een te stellen boven de ander, daarom gebruikt Jezus zulke harde woorden. Want het is toch onze ervaring: meestal beginnen idealen prachtig.

En mensen die een revolutie preken, hebben het beste voor. Maar de strijd is nog niet gewonnen of je ziet toch weer, hoe de voormannen op de troon worden gezet, hoe er lijfwachten om hen heen groeien, hoe ze op hun beurt koning worden. Misschien moeten we in onze wereld voorlopig nog wel onze toevlucht nemen tot de harde hand, strengheid en het gebruik van de zweep. Soms hoor je dat er mensen zijn, die dat verheerlijken als ware het een deugd. We zouden moeten weten dat het zwakte is, onvolmaaktheid als er geweld gebruikt moet worden en macht. Uiteindelijk zal alleen solidariteit en broederschap leiden tot een andere wereld. Daar zei Jezus volmondig ‘ja' tegen.