Gij zijt Petrus!

Beste vrienden,

Het evangelie van vandaag voert ons naar het prilste begin van het pausdom. Jezus bevindt zich nog altijd in het heidense Ceasarea Philippi, een stad die bekend is voor haar tempel gewijd aan keizer Augustus en voor een heiligdom gewijd aan  de god Pan. Ze lag in het noordelijke grensgebied van Palestina, in een prachtige natuur, dicht bij de bronnen van de Jordaan. Daar, tussen de heidense tempels brengt Jezus zijn leerlingen in afzondering samen rond de vraag naar zijn identiteit. Wie is Jezus feitelijk?  Het is de impulsieve Simon Bar Jona die het antwoord formuleert: “Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God”. Het antwoord komt spontaan, recht uit zijn hart, en is de diepste geloofsuitspraak die in de jonge Kerk zal leven. Dat antwoord komt niet van hem zelf, het werd hem ingegeven en Jezus zegt dan ook: “ Niet vlees en bloed hebben u dit geopenbaard, maar mijn vader die in de hemel is.” Het geheim van Jezus ligt bij God. Had Hij al niet veel vroeger gezegd: “ Niemand kent de Zoon, tenzij de Vader, en niemand kent de Vader tenzij de Zoon, en hij aan wie de Zoon Hem wil openbaren?”

Het valt op dat in alle evangeliën er geen enkele apostel zo zwak wordt afgeschilderd als die zelfde Simon, zoon van Jona. Hij is voortvarend, onbesuisd en zo onstuimig dat hij door Jezus altijd weer moet worden teruggefloten: Bij Jezus’ verheerlijking op de berg wil hij drie tenten bouwen -  later wil hij over het water lopen maar zakt door de golven - hij weigert zijn voeten door Jezus te laten wassen maar moet capituleren -  en hij heeft Jezus tot drie keer toe verloochend. Hij is inderdaad zeer zwak. Maar telkens heeft hij oprecht spijt. “Ga weg van mij, Heer, want ik ben een zondig mens.”  Maar hij houdt zielsveel van Jezus en Jezus houdt ook veel van hem.  Maar het is toch wel verbluffend en paradoxaal dat juist aan de zwakste van de apostelen de grootste verantwoordelijkheid wordt toevertrouwd.

De woorden van Jezus, zoals ze in het evangelie van Mattheus werden bewaard, hebben zeer oude wortels. Ze zijn door en door Semitisch en oosters. Er is vandaag dan ook geen enkele exegeet meer die nog aanneemt dat die tekst later zou zijn ingelast om de rol van de bisschop van Rome te confirmeren.

Jezus zegt aan Simon Petrus drie dingen:

a) “Gij zijt Kefa”(Aramees): Gij zijt rots, vandaar “Petrus, Pierre” (steen). Het is een naam die normaal voor God gereserveerd was zoals we in de psalmen horen:” Gij zijt mijn rots en mijn burcht.” Een rots is duurzaam en betrouwbaar; ze beweegt niet in de golven. Op die rots zal Jezus ZIJN geloofsgemeenschap, zijn kerk bouwen. Het is niet de Kerk van Petrus, of van Paulus, of van wie dan ook, maar ZIJN Kerk. En daar kunnen de krachten van het kwaad niet tegenop.

b) Jezus zegt hem ook: “Ik zal u de sleutels geven van het Rijk der Hemelen”. Die uitdrukking verwijst naar de sleutel van het huis van David: Bij Jesaja hebben wij daarnet gelezen “Als hij opendoet zal niemand sluiten, en als hij sluit zal niemand opendoen.”. Wie de sleutels heeft van het huis of van de stadspoort, die weet ook wie hij binnen en buiten laat. De sleutelmacht is feitelijk een dienst, een “sleuteldienst” tot welzijn van de Gemeenschap.

c) En Jezus geeft hem tenslotte ook “de macht om te binden en te ontbinden”. Die dubbele constructie is ook zuiver Semitisch. Het gaat om een totaliteit aan verantwoordelijkheid, die hem als dienst aan de Kerk wordt toevertrouwd. Het is een historische uitspraak die we moeten begrijpen in het licht van die andere woorden van Jezus: zoals kort vóór Petrus’ verloochening: “Ik heb voor u gebeden, opdat uw geloof niet zou wankelen; maar als ge eenmaal terug tot u zelf zijt gekomen, bevestig dan uw broeders”.  Petrus moet zijn collega’s steunen en bemoedigen.

Daardoor ontstaat er een nauwe link met de andere apostelen. De collegialiteit. Daarom houdt de opvolger van Petrus ook nu nog nauw contact met de bisschoppen van de wereldkerk.

- Op het einde van het vierde evangelie vraagt Jezus tot driemaal toe aan Petrus: “Bemint ge Mij?” Waarop dan volgt: “Weid mijn lammeren,… weid mijn schapen.” ( Joh 21, 15-17)

Ook die toezegging heeft te maken met de nauwe band tussen Petrus en Jezus. En dat is zijn grote sterkte. Het gaat om de band tussen Petrus en de andere apostelen, en tegelijk om de band tussen Petrus en de Heer. In deze dubbele verhouding zegt Jezus tegen Petrus: “Wees niet bevreesd, voortaan zult ge mensen vissen.”  

In dit evangelie gaat het om de “Petrusdienst” in de Kerk. Niet om macht om de macht. Ook oecumenisch wordt erkend dat deze dienst aan Petrus’ opvolger toekomt. De vraag is alleen hoe hij door de eeuwen heen moet worden ingevuld. De in 2005 vermoorde protestantse Broeder Roger Schütz van Taizé zei het zo: “We kunnen de eenheid niet zoeken buiten hem die vandaag Petrus is.” En het is deze Petrus voor wie wij vandaag moeten bidden, en met wie wij, samen met alle gelovigen ter wereld, vandaag mogen getuigen. Amen