20e zondag door het jaar A - 2014

Zusters en broeders,

Een vreemdeling in ons leven, in onze familie, in onze buurt, in onze straat  … ik denk dat velen er niet direct willen aan denken, want bij velen roept een vreemdeling vragen op. Wie is hij? Waar komt hij vandaan? Waarom is hij niet in zijn land gebleven? Heeft hij daar misschien iets uitgespookt? Wordt hij daar misschien gezocht? En waarom is zij naar hier gekomen? Hoe is zij gekomen? Zijn ze wel te vertrouwen?

Een hele hoop vragen dus, en tegelijk wordt de wereld overspoeld door vreemdelingen. Miljoenen Afghanen, Syriërs, Irakezen, Libiërs en nog zoveel anderen zijn op de vlucht in hun eigen land of in een van hun buurlanden, wegens burgeroorlog en islamterroristen die vernietigend en moordend naar de macht grijpen. Evenveel Afrikanen zonder toekomst in hun eigen land proberen in doodsgevaarlijke pogingen met gammele boten Europa te bereiken. Nog zoveel anderen zijn op zoek naar veiligheid, naar werk, naar overlevingskansen, maar ze worden geconfronteerd met racisme en rechteloosheid, met wantrouwen en niet welkom zijn,  met onverschilligheid en onwil om te helpen, en met nog zoveel andere negatieve dingen.

Misschien zijn  we ons daar niet genoeg van bewust, maar dat gaat helemaal in tegen ons geloof, want daarin is plaats voor iedereen. Allen zijn we immers kinderen van dezelfde Vader, dus zijn we allen broers en zussen van elkaar. Dat blijkt heel duidelijk in de eerste lezing. Daarin zegt God de Heer: ‘Ook vreemdelingen breng Ik naar mijn heilige berg, en ook aan hen geef ik vreugde in mijn huis van gebed.’ Maar in het evangelie wordt op een pijnlijke wijze duidelijk dat deze goddelijke belofte niet altijd zo vanzelfsprekend aanvaard wordt door het uitverkoren volk. Een Kananese vrouw smeekt Jezus om hulp voor haar dochter die door de duivel is bezeten, maar Jezus doet of Hij haar niet hoort, en wanneer ze blijft aandringen, wijst Hij haar op een beledigende manier af. Het is een reactie die we zeker niet verwachten van Hem, maar Hij reageert helemaal in de joodse traditie, en die zegt dat alleen joden tot het uitverkoren volk behoren. Bovendien is het een vrouw die Hem om hulp vraagt, en vrouwen tellen niet mee, zeker niet in het openbaar. Ook dat was toen traditie, en ook harde realiteit. Maar dan doet Jezus wat Hij altijd doet wanneer de traditie ingaat tegen zijn Vader die er is voor alle mensen, en tegen de boodschap van liefde en vrede die Hijzelf verkondigt: Hij gaat dus wél in op de vraag van de vrouw, en daardoor is haar dochter meteen genezen.

Zusters en broeders, zoals altijd moeten wij ons afvragen waar wijzelf staan in dit verhaal. Leven ook wij volgens die mensonwaardige traditie van toen? Hebben ook wij geen aandacht en geen respect voor anderen, en zeker niet voor vreemdelingen? Volgen wij Jezus misschien in zijn eerste reactie van handelen volgens die verwerpelijke traditie, of volgen we Hem in zijn tweede reactie, wanneer Hij inziet dat Hij ingaat tegen zijn Vader en tegen zijn eigen boodschap van liefde en vrede? En ons geloof, is dat lauw en bijna onverschillig, of is het even sterk als dat van die Kananese vrouw? Want ook als Jezus niet naar haar wil luisteren en de apostelen haar willen wegjagen, blijft ze om hulp smeken. Waar staan wij en wie zijn wij? En welke weg gaan wij? Laten we proberen de weg te gaan van de Heer onze God. De weg van liefde en vrede voor mensen om ons heen, en voor alle mensen in deze wereld, want allen zijn we zijn kinderen, en allen zijn we broers en zussen van elkaar. Amen.