Van waar het onkruid (Mt. 13,27)

Korenbloemen en klaprozen groeiden en bloeiden op de korenvelden, tussen de tarwe. Zo hebben we het gezien jaren geleden. Naast korenbloemen en klaprozen waren er giftige planten. Zijn zij het onkruid dat Jezus opmerkte en dat de knechten wilden uitrukken. Onkruid is er nu meestal uit verdwenen. Toch zijn er weinig tuinen waar enkel maar bloemen bloeien en geen onkruid opschiet.

“Vanwaar komt het Covid 19?”, een veel gestelde vraag tijdens de voorbije lockdown. Het is niet het enige onkruid. Het heeft ander onkruid doen groeien: gezinsconflicten, spanningen en ontwrichting in gezinnen, toenemende armoede. Daarnaast is het kwaad van altijd blijven bestaan. Niet alle wapens zijn neergelegd, het racisme is niet verdwenen. De etterende wonde van het racisme is sterk naar boven gekomen bij de dood van George Floyd, die smeekte om adem.

Geradicaliseerde gijzelden 42 weken lang een jongen van 14. Ja, er is zoveel onkruid. Hoe lang duurt het om het uit te roeien?

De jonge kerk heeft het onkruid van de verdeeldheid gekend. Zij herkende zich in de gelijkenis van Jezus over het onkruid tussen de tarwe. De jonge christelijke gemeenten werden vlug geconfronteerd met moeilijkheden en spanningen. Ze stelden zich de vraag hoe komt het dat het rijk Gods zich zo moeizaam doorzet. Dit gaat doorheen de ganse geschiedenis. Een spanning van alle tijden. In de tuin van de jonge kerken schoot het zaad op tussen distels en doornen.

Verdeeldheid in eigen hart

Hebben we ook in eigen hart niet te maken met het samengaan van positieve en negatieve gevoelens? “Want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, doe ik. Indien ik dus doe wat ik niet wil, dan ben ík het niet langer die dat doe, maar de zónde die in mij woont” (Rom. 7, 19-20).

"Zwei Seelen wohnen, ach! in meiner Brust." Het is dezelfde mens die vandaag enthousiast kan zijn en morgen heel bezorgd, die ‘s morgens de ganse wereld wil verzetten en ’s avonds vaststelt dat hij niets heeft verricht.

We moeten omzichtig zijn in ons oordeel over en in onze omgang met anderen, Wij mogen ons zelf niet als de goede en de volmaakte beschouwen en daarbij vergeten dat er ook onkruid in onszelf steekt. Wij de tarwe, de anderen het onkruid!

“Ik ben zondaar en door God geliefd.” In het Engels lijken de woorden voor ‘tarwe’ en ‘onkruid’ dicht bij elkaar.” What I see is that I am indeed wheat, but I am also weed.  I am both, at the same time” (Luke Bouman).  Maarten Luther noemt een mens tegelijkertijd als zondaar en als gerechtvaardigd,"simul justus et peccator."

En aan zulke mensen met hun angsten en goede wil, met hun stoere kanten en zwakke kanten schenkt God zijn vertrouwen. Hij vraagt van hen en van ons dat we mee werken bij het zaaien van het goede Woord en bij het verzorgen van de akker. Het Rijk der hemelen zet zich door, ook daar waar onkruid opschiet.

Tegen het ongeduld

Jezus vertelt deze parabel niet om het biologische tuinieren en boeren aan te bevelen, al zal hij er zeker niet tegen zijn. Hij vertelt deze parabel om ons te helpen bij het onderscheiden tussen goed en kwaad op de akker en in de wereld waar we ons bevinden.

“Het komt er op aan in een groot vertrouwen op God en zijn voorzienigheid twee schijnbare tegengestelde houdingen met elkaar te verbinden, namelijk beslistheid en geduld. De vastberadenheid om goed koren te zijn. Dit willen we met alle ons ter beschikking staande krachten, om zo afstand te houden van de satan, de tegenstrever. Het geduld betekent te zorgen voor een kerk, die zuurdeeg is, die geen angst heeft de handen vuil te maken en de klederen van haar kinderen te wassen in plaats van een kerk te zijn van ‘reine en zuiveren’ die erop uit is nu al te oordelen wie in het rijk van God is en wie niet” (Paus Franciscus, Angelusgebed, 23 juli 2017).

We zouden de parabel verkeerd verstaan als we er zouden uit besluiten dat we het kwade maar moeten laten bestaan. We moeten het veroordelen, vermijden en uitroeien. We mogen het niet goed praten, het niet vergoelijken, noch in de doofpot houden. We zullen het zeker niet promoten.

De parabel waarschuwt ons wel tegen ons ongeduld en het gevaar van radicaliteit. Door steeds meer en meer te willen, kan je verliezen. Door, het beste te willen, kan je onrecht veroorzaken. Te rigide optreden veroorzaakt pijn. De inquisitie heeft mensen tot de brandstapel veroordeeld.

De verteller wijst met deze parabel zijn toehoorders naar het naast elkaar bestaan van het goede en het kwade in onze wereld, in de kerk en ook in onszelf. Hij reageert tegen de radicaliteit van de reinen die geen geduld hebben en geen plaats geven aan andere meningen;

Goed en kwaad zijn zo nauw met elkaar vervlochten dat degene die het kwade willen uitrukken ook het gevaar heeft het goede mee te sleuren. Gewoonlijk kan men het goede en het kwade gewoonlijk klaar onderscheiden, maar bij levende mensen zijn de twee aanwezig. Er is geen mens, geen volk dat volmaakt is. Men kan afzonderlijke daden goed of slecht noemen, maar nooit een mens in zijn geheel.

De Mensenzoon, de Zaaier en de Maaier

Jezus vertelde de gelijkenis over de tarwe en het onkruid aan een grote menigte. Hij gaat nadien in op de vraag van zijn leerlingen om meer uitleg. Hij houdt hen daar het perspectief voor ogen dat God de Heer van de geschiedenis is en dat uiteindelijk een oordeel zal geveld worden. De Mensenzoon is de zaaier én de maaier.

Een mensenleven is wat in de morgen ontkiemt en opschiet en ’s avonds verwelkt en verdort (ps. 90,5-8). God zal zijn volk in de vreemde vrucht laten dragen. “In verre streken zullen ze hem gedenken en kun kinderen grootbrengen en dan zullen ze terugkeren”, voorspelt de profeet Zacharias (Zach. 10,9). ”Het land zaai ik in met mijn volk”, zegt God tot de profeet Osee (Os. 2,25).”Over Lo-Ruchama zal ik mij ontfermen, Lo-Ammi noem ik weer mijn volk, en dan antwoordt hij: ‘Mijn God’. Deze woorden en beloften kunnen invloed gehad bij het vertellen van de parabel. Zij wijzen op de trouw van God. De Mensenzoon blijft zaaien in elke tijd. Hij velt het uiteindelijke oordeel (Dan. 12,3).

Van de twee acteurs op het korenveld, God die goed zaad uitstrooit en de satan, die tegenwerkt door onkruid te zaaien, is God de grootste.

*******************

Het compliment van de bisschop

De bisschop bewonderde de bloemenpracht in de tuin van de abdij. Vol bewondering zei hij; “Er zijn geen woorden genoeg voor de pracht van Gods werken in de natuur.”

Een bejaarde monnik, al veel jaren tuinier, was onkruid aan het wieden in de kloostertuin. Hij antwoordde aan de bisschop; “U had de tuin eens moeten zien toen God het hier allemaal alleen moest onderhouden.”

(De Druivelaar, 23 juni 2020)