Om Mijnentwille (Mt. 10,39)

Nog niet gepubliceerd

 

Veeleisende woorden

Jezus vraagt veel van zijn volgelingen. Hem volgen, dat is radicaal voor Hem kiezen. Hij vraagt deze radicaliteit niet van iedereen.

Wat ons het meest dierbaar is, wordt in de weegschaal geworpen: vader, moeder, kind, dochter, het eigen leven. Jezus is meer dan dit alles. Kan en mag Hij dit wel eisen? Bij de evangelist Lucas krijgen de woorden van Jezus nog een hardere formulering dan bij Matteüs. Lucas laat Jezus zeggen: “Als iemand naar Mij toekomt die zijn vader en moeder, zijn vrouw en kinderen, zijn broers en zusters, ja zelfs zijn eigen leven niet haat, kan hij mijn leerling niet zijn” (Lc. 14,26). Wellicht heeft de eerste christelijke gemeenschap al moeite gehad met de harde formulering. Matteüs verzacht haar. Hij laat Jezus zeggen: “ Wie vader of moeder meer bemint dan Mij, is Mij niet waardig”.

Christus is het centrum van elk christelijk leven. De band met Hem heeft voorrang boven alle andere relaties van familiale of sociale aard. Vanaf het ontstaan van de Kerk zijn er mannen en vrouwen geweest die afstand hebben gedaan van het grote goed dat het huwelijk is, om het Lam te volgen waar het ook gaat, om enkel zorg te hebben voor de zaak van de Heer, hoe ze de Heer kunnen behagen, om de naderende Bruidegom tegemoet te treden” (Katechismus van de Katholieke Kerk, nr. 1618).

Niet ver van Melchtal (Zwitserland) en Sachseln, staat in Fluëli–Ranft aan een bergrivier de cel van broeder Niklaus van Fluë (1417 – 1487). Broeder Klaus leefde daar biddend als kluizenaar. Gehoor gevend aan een roep van God had hij, op vijftigjarige leeftijd, zijn vrouw en kinderen verlaten. Hij ging op een kilometer van zijn boerderij in een cel wonen. We begrijpen die keuze nauwelijks. Toch moeten we aanvaarden dat het woord van Jezus iemand zo sterk kan aanspreken dat deze persoon zulk een radicale stap zet. De liefde van broeder Klaus voor de Heer Jezus heeft hem in zijn hart niet verwijderd van zijn vrouw Dorothea, noch van hun kinderen. Politici en eenvoudige mensen zijn bij broeder Klaus om raad gekomen. Toen enkele Zwitserse kantons op het punt stonden tegen elkaar ten strijde te trekken, heeft het woord van die kluizenaar, gericht tot de gezanten van de Landsdag in Stans, de partijen tot vrede aangespoord. Broeder Klaus heeft zo bijgedragen tot het behoud van de eenheid tussen de kibbelende kantons. De heilige broeder Klaus was een vredesapostel. Vanaf september 2014 neemt de Gemeenschap van Le Chemin Neuf de zorg over voor de bid- en gedenkplaatsen van Broeder Klaus in Fluëli-Ranft. Deze gemeenschap met een oecumenische roeping is in Lyon gesticht. Zij heeft ongeveer 2000 leden, gezinnen en celibatairs uit verschillende confessies. Ze is in dertig landen aanwezig.

Jezus is de eerste. De liefde tot Hem sluit de liefde niet uit voor de medemens. De liefde die we van Hem ontvangen, verrijkt de genegenheid waarmee we verbonden leven met mensen en dingen. Voor God kiezen, betekent geenszins dat christenen daarom de wereld en de mensen die Hij geschapen heeft, afschrijven.

Pater Marie–Gérard Dubois is een Franse trappist, geboren in een gezin met zeven kinderen. Hij vertelt over zijn levensweg in het boek Le Bonheur en Dieu. Een familielid verweet hem levensvreemd te zijn, ver weg van hun problemen, terwijl een ander familielid inzag dat de keuze van zijn broer voor het klooster eveneens betekenis had voor hen die huwden en een gezin stichtten. “Zo Gérard gekozen heeft voor een abdij, wijst dit erop dat God eveneens voor mensen daarbuiten betekenis heeft.” De abt van La Trappe schrijft: “ ik ben geen monnik voor mij alleen. Een monnik die zulk leven koos voor zichzelf alleen of om geprivilegieerde verhouding met God, zal geen goede monnik zijn. Men wordt monnik uit liefde. Zelfs indien we niet in staat zijn om alles uit te drukken wat dit woord inhoudt. Ik bid voor allen, voor hen die ik ken en voor hen die ik niet ken, voor hen die zelf tot God bidden en voor hen die dit niet doen of niet meer” (Dom M.G. Dubois, Le bonheur en Dieu, Parijs, 1995, p. 86).

Wie volgt Hem na?

Het woord van Jezus is veeleisend en toch is het mild. Jezus is dankbaar. Hij waardeert elk gebaar dat voor Hem en in zijn naam gedaan wordt. Jezus is aanwezig in wie Hem volgt. Jezus noemt vier groepen mensen die in zijn spoor treden: eerst de leerlingen, dan de rondreizende profeten van de eerste periode toen de Kerk nog wachtte op de spoedige eindtijd, vervolgens de trouwe onderhouders van de Thora (de rechtvaardigen) en tenslotte de grote groep van eenvoudige leerlingen.

Jezus vergeet nooit de kleinen die Hem volgen en die heel veel van wat de geleerden onderwijzen, niet kunnen onderhouden, maar die leven met het vertrouwen van het hart. Hij is dankbaar voor wie Hem en zijn volgelingen onthalen. Gastvrijheid is een deugd die in de Bijbel hoog aangeschreven staat.

De kunst van het onthaal

De keuze voor Jezus houdt zorg in voor zijn mensen. Jan De Hartog heeft dit prachtig geïllustreerd in zijn toneelstuk en roman Schipper naast God. De aanzet van de roman is het lot van zevenhonderdvijftig Duitse joden aan boord van het passagiersschip St.- Louis. Dit schip vertrok in 1938 uit Hamburg naar Zuid – Amerika. Geen land ter wereld wou hen opnemen. In de roman van Jan De Hartog kreeg het schip een andere naam en is de afloop gunstiger. Maar de jonge kapitein leverde daarvoor een harde strijd. Twee Bijbelwoorden waren zijn richtsnoer. Ze zijn als het ware zijn kompas. De kapitein had van zijn vader een Bijbel als geschenk gekregen. Op het schutblad had zijn vader geschreven: “Voor mijn zoon Joris wanneer hij éénmaal schipper naast God van de Hoop voor Allen geworden zal zijn. Laat je door niemand iets wijsmaken, kind, in dit boek staat je ware koers. Wanneer ik boven ben, zal ik over je waken. Krijg je de duivel aan boord, hijs de Kruisvlag die in de la bij de papieren ligt en ik zal als Gods knecht achter je staan. Wanhoop nooit als God iets van je vraagt en het lijkt onmogelijk, want één ding weet ik: als God zijn wil aan je kenbaar maakt, zal hij je ook de middelen verschaffen om die wil ten uitvoer te brengen.”

Maar, wat is de wil van God? Hoe moet je omgaan met de bemanning en de passagiers die in Montevideo niet aan wal mogen? Joris bad en wachtte, maar er kwam geen antwoord. “Het enige geluid was het kraken van het schip, traag rollend met de deining. Toen lichtte er in het duister van zijn twijfel een beeld op: een oude man op de loopplank met het kruis op de schouder, zijn voorhoofd rood van het bloed, die naar hem opkeek met een smekende blik om hulp. En het antwoord vond ineens woorden in zijn gedachten, niet als stem, niet als visioen, maar als een wéten: voorwaar, ik zeg u, wat gij voor de minste van deze Mijner broeders gedaan hebt, dat hebt gij voor Mij gedaan. Hij wist: dat is mijn bevel. Ook al had mijn schip maar één van deze minste Zijner broeders aan boord, ik zal hem naar de vrijheid varen, al kost het me alles wat ik bezit.” (Jan De Hartog, Schipper naast God, Brussel 1983, p. 150).

De toestand op het schip wordt meer en meer dramatisch. De kapitein smeekt in een telegram aan zijn vrouw om raad en inzicht in die moeilijke situatie. Zijn vrouw liet volgende code terugtelegraferen: “ Indien iemand tot Mij komt en niet haat zijn vader en moeder en vrouw en kinderen en broeders en zuster, ja, ook zelfs zijn eigen leven, die kan Mijn discipel niet zijn. En wie zijn kruis niet draagt en Mij navolgt, die kan Mijn discipel niet zijn” (Ibid, p. 291). De kapitein wist nu dat hij verder moest varen opdat de “ minste van zijn broeders en zusters opnieuw toekomst zouden krijgen.”