Evangelieprikje 2014

Na de Paastijd werpt de liturgie ons terug in het alledaagse leven. “Ons”: ik heb het dus niet over mensen uit een ver verleden maar over ons, hier en nu want wat Jezus zei tegen zijn leerlingen, zegt Hij ook nu tot ieder van ons. Er zijn natuurlijk wel enkele belangrijke verschillen: de leerlingen hebben de aardse Jezus gekend, aangeraakt, hebben Hem met vuur en geestdrift horen vertellen over het Rijk Gods, hebben Hem wonderen zien doen, … wij moeten het hebben van horen zeggen. En toch worden wij net als de leerlingen toen de wijde wereld ingezonden om de Blijde Boodschap te gaan verkondigen. Een Blijde Boodschap? Dat kan toch niet moeilijk zijn, wie zit er nu niet te wachten op goed nieuws? Helaas is dat geen realiteit, Gods Blijde Boodschap lijkt niet voor iedereen Blije Boodschap te zijn omdat ze bijvoorbeeld pleit voor solidariteit met de zwaksten. Dat is slecht nieuws voor mensen die goed geld verdienen op de rug van uitgebuite arbeiders. Jezus komt de mensen vertellen dat God de mensen zo graag ziet dat Hij bereid is te vergeven. Slecht nieuws voor alle mensen die met een vergeldende God de godsdienstbeleving in stand proberen te houden. En zo kunnen we nog een tijdje doorgaan … De voorbeelden die ik gaf, gelden misschien voor Jezus tijd, maar ook vandaag zijn er niet zo veel mensen die in blijde verwachting zijn van de Blijde Boodschap.  Wie probeert evangelisch te leven, moet niet verwachten dat dit overal op applaus zal onthaald worden. Dat is natuurlijk demotiverend en zo kan iemand die een Blijde Boodschap wil brengen zo verbitterd geraken dat de Blijde Boodschap ondergesneeuwd geraakt door twijfel, angst, wraak, … Gelukkig is Jezus een mens van vlees en bloed en heeft Hij zelf ook al ondervonden dat het Blijde van Blijde Boodschap iets zeer subjectief is. Hij beseft maar al te goed dat Hij de mensen die Hij uitzendt moet bemoedigen en ondersteunen. Dat is ook vandaag zo, het is alleen jammer dat een Kerk die probeert een institutionele crisis te verwerken dat wel eens uit het oog verliest, terwijl het nu juist broodnodig is. Wat heeft Jezus aan de missionarissen van toen en nu te zeggen?

De eerste zin zegt eigenlijk alles: word niet bang van de mensen. Van nature uit zijn de meeste mensen niet bang voor anderen maar ieder van ons kan voorbeelden geven van gebeurtenissen uit het leven waar we schrokken van de reactie van anderen. Mensen kunnen heel hard zijn voor elkaar en we kunnen er allemaal voorbeelden van vinden in ons eigen leven van hoe mensen ons met woorden en/of daden gekwetst hebben. Ik vrees zelfs dat de meesten van ons dat wel al eens gedaan hebben bij mensen, soms vanuit zeer goede bedoelingen, maar toch …  Er gebeurt een en ander in een mensenleven dat ons geloof en vertrouwen in de ander danig kan aantasten. Daarom is dat ene zinnetje zo belangrijk: word niet bang! In theorie is dat zeer gemakkelijk, maar is het dat ook nog als je omringd wordt door een dreigende groep andersgelovigen? We zijn niet allemaal durvers zoals een Charles de Foucauld die tussen de moslims ging leven. Niet bang worden kan alleen maar als we leven vanuit een diep vertrouwen. Zoals een kind dat geen basisvertrouwen ontving tijdens zijn eerste levensjaren eigenlijk nooit klaar is om in het echte leven te stappen, zo zijn gelovigen die niet leven vanuit een diep godsvertrouwen nooit klaar om de Blijde Boodschap te gaan verkondigen. Want er is natuurlijk tegenstand, we hoorden het ook bij de profeet Jeremia in de eerste lezing. Het komt er dan op aan te blijven vertrouwen in die mens, ook al heeft hij een andere mening en gebruikt hij onchristelijke methodes om dat duidelijk te maken. Wat er ook gebeurt met ons, we mogen er altijd op vertrouwen dat God bij ons is, ook en misschien op momenten dat we ons door Hem in de steek gelaten voelen omdat Hij onze tegenstander bijvoorbeeld niet neerbliksemt. Jezus zegt dat er zelfs geen enkele mus buiten God om op de grond valt. Er staat niet dat ze niet vallen, wel dat God er weet van weet. Er staat dus ook niet dat er geen weerstand zal zijn, die zal er natuurlijk zijn, als er geen weerstand is dan is de soep die je opdient alleen maar flauw water die iedereen lust maar niemand echt lekker en pittig vindt. Ons geloof is een soep met pit, met een duidelijke, unieke smaak. Je kan niet verwachten dat iedereen dit lekker vindt, so be it …

Dat er andersgelovigen zijn moet ons echter niet bang maken. Discussies met andersgelovige leerlingen en collega’s hebben mij geleerd dat ze er niet op uit zijn mij bang te maken en dat ik dat dus ook niet moet zijn. Maar ik weet natuurlijk ook dat ik een luxepositie zit, er is in België namelijk weinig kans dat ze mij om mijn geloof gaan vermoorden. We kunnen alleen maar bidden en helpen waar het kan om mensen die bedreigd worden omwille van de Blijde Boodschap te laten voelen dat God en dus ook wij hen niet laten vallen. Ook daar is weer veel vertrouwen voor nodig, laten we voor onszelf en voor andere zoekende gelovigen bidden dat we elkaar steunen in het groeien in dat basisgeloof, in dat basisvertrouwen dat God er altijd is, wat er ook moge gebeure …