4de zondag Advent A (2007)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 194 niet laden

OPENINGSWOORD

Broeders en zusters, in de tweede lezing van vandaag zullen wij de apostel Paulus horen zeggen, dat hij van God het apostelschap heeft ontvangen om onder alle volken mensen te brengen tot de gehoorzaamheid van het geloof.

Wat is daar na 2000 jaar christendom van terecht gekomen? Inderdaad, er zijn onder alle volkeren wel mensen te vinden, die in God geloven. Maar is dat niet een overblijfsel van vroeger tijden? Wat heeft de Kerk de mensen van deze tijd te zeggen? Gaat er van de Kerk nog een bezielende kracht uit? Trekken wij mensen aan?

Willen wij mensen tot het geloof brengen, moeten wij dan niet misschien eerst opnieuw leren geloven? Echt geloven begint altijd met een stukje verwondering: Hé, dat had ik niet verwacht! En dat is begrijpelijk, want wij hebben met een God te maken. Iemand, die alles kan, almachtig is. Iemand, die de dingen ook vaak anders doet als wij. En als wij hebben leren aanvaarden, dàt God de dingen anders doet, beter, mooier, dan volgt op de verwondering de bewondering. Dan gaan wij zien, waarderen, hoe mooi de dingen van God zijn.

Vragen wij God onze ogen te openen voor zijn wondere werken.

Voor de keren, dat wij niet hebben geloofd in Gods wondermacht, Hem niet te hulp hebben gevraagd in schijnbaar uitzichtloze situaties, willen wij nu samen om vergeving vragen.

OPENINGSGEBED

Laat ons bidden. Verborgen God, Gij kent ons, Gij weet hoe blind wij zijn voor uw nabijheid, hoe ver wij nog verwijderd staan van U. Onthul ons uw aanwezigheid, breng ons tot de gehoorzaamheid van het geloof, en roep ons tot de gemeenschap van Jezus Christus, onze Heer. Die met U leeft en heerst ... .Amen.

KINDERNEVENDIENST

PREEK


De laatste 50 jaar van de vorige eeuw zijn woelige jaren geweest. In veel kerken is alles wat mooi was buiten de deur gezet, en daarmee is veel warmte verloren gegaan. In veel kerken is alles wat niet met ons menselijke verstand te verklaren valt overboord gezet.

Kijken wij echter naar het evangelie van vandaag. Maria bleek zwanger van de heilige Geest. Zij heeft geen gemeenschap gehad met een man. Volgens ons menselijk denken kan een vrouw niet zo maar zwanger worden. En eigenlijk klopt dat ook. Maar Maria is ook niet zo maar in verwachting geraakt. Zij is door de heilige Geest aangeraakt. Hij heeft het goddelijke leven in haar schoot verwekt.

Zou God, die de hele hemel en de aarde uit het niets heeft geschapen, er niet toe in staat zijn zonder de tussenkomst van een man zijn Zoon geboren te laten worden uit een Maagd? Zelfs bij sommige dieren zien wij dat zij geen mannetje nodig hebben om zich voort te planten. Als enkele dieren dat al vanzelf kunnen, dan kan God dat zeker door tussenkomst van de heilige Geest.

Wat wij doen om ons binnen het huwelijk voort te planten is eigenlijk een afbeelding van wat God oorspronkelijk heeft gedaan. Het eerste mensenpaar is ook uit God ontstaan. Daar was ook geen man bij, zelfs geen vrouw. God heeft ze gewild, ze uit het niets laten ontstaan. Dezelfde heilige Geest, die "in den beginne" over de wateren zweefde en overal plantaardig en dierlijk en menselijk leven te voorschijn riep, heeft hier God-menselijk leven laten ontstaan.

God laat de mensen meestal hun gang gaan, maar soms grijpt Hij in, doorbreekt Hij de normale gang van zaken. Wij maakten dit al mee in het Oude Testament. Op hoge leeftijd krijgt Sara, de vrouw van Abraham, nog een kind, Isaäk. De als onvruchtbaar bekend staande vrouw Anna krijgt een zoon, Samuël, een groot profeet en rechter in de Joodse geschiedenis. En ook de oude en onvruchtbare Elisabeth ontvangt in haar schoot de voorloper van de Heer, de heilige Johannes de Doper. Dat ook daar de heilige Geest heeft ingegrepen is duidelijk wanneer Maria en Elisabeth elkaar ontmoeten. Beiden worden vervuld van de heilige Geest. Elisabeth herkent zonder vooraf geïnformeerd te zijn in Maria de Moeder van de Heer en ook Johannes springt, wanneer hij de stem van Maria hoort, op een ongebruikelijke manier op in de schoot van zijn moeder, Elisabeth.

Wie goed kijkt naar het werken van God, ziet wonderbare werken gebeuren, werken, die wij niet voor mogelijk hadden gehouden, maar ze gebeuren, omdat God het wil.

Wij, mensen, doen ons werk. Soms ook heel knap, kunstzinnig. Wij kunnen ons ook verwonderen over wat mensen presteren. Wij kunnen hun werken bewonderen. Zo doet ook God zijn werk. Maar God werkt vaak op verzoek. Als wij niet vragen, doet Hij niets of in ieder geval minder. Vragen wij God niet om zijn wondermacht te gebruiken, dan gebeuren er ook weinig wondervolle dingen. Daarom wordt het tijd dat wij weer leren geloven in Gods wondermacht.

God heeft door een wonder de wereld uit het niets geschapen. God heeft door een wonder Maria geboren laten worden zonder erfzonde. God heeft door een wonder zijn Zoon geboren laten worden uit een Maagd. Jezus Christus was echt dood, maar met behulp van Gods wondere kracht stond Hij op uit de dood. Tijdens een doopviering gebeurt het wonder, dat door gezegend water een mens bevrijd wordt van de erfzonde. Tijdens de heilige Mis vindt het wonder plaats, dat door de heilige Geest gewoon brood en wijn veranderen in het Lichaam en Bloed van Jezus Christus. Door een vergevend woord van de priester kan de ziel van een mens helemaal van zonde worden gezuiverd. Ieder mens, die van goede wil is geweest, krijgt van God nieuw, eeuwig leven. Allemaal wondere werken van God.

Broeders en zusters, laten wij deze laatste dagen voor kerstmis eens nadenken over een paar van die talloze wondere werken van God. Bedenken wij, dat het eigenlijk heel begrijpelijk is dat deze dingen gebeuren ... omdat het een God is, die het wil. Mensen kunnen dit niet. God daarentegen kan alles.

Als dit besef sterker in ons gaat leven, zal het geloof sterker in ons gaan leven, zal Gods wondere macht sterker in ons gaan werken, en door ons in de wereld.

Zei Jezus Christus niet tegen de apostelen, dat wie in Hem gelooft ook zelf de werken zal doen, die Hij doet, ja, zelfs nog grotere werken?

Geloven wij toch dat God kan doen wat wij niet kunnen doen. En vragen wij God dan ook om te doen wat wij niet kunnen doen. Dan zullen er veel mooie dingen gebeuren in de Kerk, in ons leven, in de wereld. Dan zal de Kerk aantrekkelijk worden voor veel mensen in de wereld, want veel mensen verlangen naar een betere wereld, een wereld, zoals God die oorspronkelijk had bedoeld. Geloven wij, dat God het kan, mèt ons. Dan zal die wereld komen!

SLOTWOORD


De engel die Maria en Jozef op hun tocht naar Bethlehem vergezelde, riep in het geheim de dieren bij elkaar om er een paar uit te zoeken, die de heilige familie in de stal gastvrij zouden kunnen ontvangen.

Voorop stond natuurlijk de leeuw. Alleen iemand die zelf van koninklijke afkomst was, kwam in aanmerking de Heer van hemel en aarde te dienen. En hij zou postvatten voor de staldeur en iedereen in stukken scheuren die het wagen zou het kind te naderen. "Mij te stoer", zei de engel.

Toen sloop de vos dichterbij, zijn staart zwaaiend bij een prachtige revérence en met de charmante glimlach van de gauwdief opmerkend: "Koning of landloper, maar er moet wel te eten zijn." En hij bood aan voor het kind de geurigste honing te stelen en voor de kraamvrouw iedere ochtend een mals kippetje mee te brengen. "Mij te link", zei de engel.

De pauw schreed naar voren. De zon deed zijn veren glanzen en ruisend ontvouwde zich zijn staart. Zo zou hij achter de kribbe gaan staan en de stal zou een nog fraaiere indruk maken dan de tempel van Salomo. "IJdeltuit", zei de engel.

Er kwamen nog veel meer dieren: de hond, de kat, de wijze uil en de muzikale nachtegaal, maar de engel kon geen goede keuze maken. Tenslotte zag hij bij een scheprad de os en de ezel staan. Ze waren vastgebonden aan de gangspil en liepen de hele dag hun rondjes. "Wat hebben jullie aan te bieden?", riep de engel.

"Niets, edele heer", zei de ezel, terwijl hij zijn oren droevig liet hangen, "wij hebben alleen maar geleerd om geduldig ons werk te doen." "Misschien," kwam de os voorzichtig tussenbeide, "misschien zouden we af en toe met onze staart wat vliegen weg kunnen jagen." "Jullie moet ik hebben", zei de engel.

Lieve mensen, het is bijna kerstmis. Het goddelijke Kind heeft ons veel te bieden. Wat geven wij terug? Denken wij eraan, dat het Kind met weinig tevreden is: een os en een ezel, die wat vliegen wegslaan. Het liefst wil het Kind ons hart. Geven wij Het wat Het wil. Dan geeft Het Kind zich aan ons.